Bommen op Saakstra's Brug

Gepubliceerd op 19 april 2023 om 16:00

Hoofdstuk 10

 

 

De laatste dagen

De Binnenlandse Strijdkrachten (NBS) in Friesland zijn vanaf 2 april 1945 op volle sterkte, maar
mogen niets doen zonder bevel van hogerhand. Dat bevel komt op zondag 8 april via Radio
Oranje: 'De fles is leeg!' Voor de NBS is dat het teken om over zesendertig uur te beginnen met de
sabotage van 'weg, water en rail'. De acties moeten voorkomen dat de nazi's vanuit Friesland naar
de Vesting-Holland of de Heimat vluchten. Alles wijst erop dat Friesland binnen enkele dagen
bevrijd al zijn van het Duitse juk.
Het is woensdag 11 april 1945. De ene na de andere sabotage dringt door tot het hoofdkantoor
van de Sicherheitsdienst (SD) in het Burmaniahuis aan de Leeuwarder Nieuwstad. Bij Dronrijp
loopt een trein uit de rails. De Postbrug in de weg Drachten-Boornbergum is ontploft. Het wegdek
tussen Sint Annaparochie en Sint Jacobiparochie is over een lengte van 1200 meter weggebroken.
Op de Rijksweg bij Witmarsum is een auto van de Wehrmacht beschoten. Bruggen bij Deinum en
Rien zijn vernield. In Franeker is het technisch personeel van de PTT plotseling spoorloos
verdwenen. Ze zijn ondergedoken.
In de nacht van 11 op 12 april verslechtert de situatie nog verder. Het vetzet besluit het plan
Waterloo uit te voeren. De wachters van de Stationsbrug in Franker en de brug bij Kiesterzijl
duiken onder. De brug op het Leeuwarderend in Franker wordt vernield omdat de brugwachter een
NSB'er is. De ondergedoken brugwachters nemen de sleutels van de brug mee naar hun
duikadres.

 


Een kwestie van dagen
Op donderdag 12 april 1945 komen de Canadese bevrijdingslegers zienderogen dichterbij. Het
hoofdkantoor van de Canadezen bevindt zich al in Noordwolde, maar nog steeds weigeren de
bezetter en haar handlangers zich over te geven. Het is op deze dag dat de Franeker politieman
Jan Frederik Koster nog probeert om onderduikers op te sporen. 'Waar is uw man?' vraagt Koster.
'Niet thuis,' zegt een vrouw. Koster dreigt de hele buurt plat te branden, brengt de onwillige
Franeker naar een buurvrouw en gat in het huis op zoek. Even later klinkt een schot. Koster haalt
de vrouw weer op. Ze ziet haar man dood op straat liggen. 'Dat heb je ervan als je mij probeert
voor te liegen.'
De opmars van de geallieerden is op vrijdag 13 april niet te stuiten. Het oostelijk deel van
Weststellingwerf is al in Canadese handen. Wolvega wordt bevrijd en snel daarna ook de dorpen
Oldeberkoop, Makkinga en Oosterwolde. De NBS in Heerenveen krijgt opdracht om strategische
punten te bezetten en zich klaar te maken voor de komst van de eerste Canadese tanks. De
bevrijding van Franeker, Franekeradeel en Barradeel is een kwestie van enkele dagen. De
ondergrondse maakt zich klaar voor het laatste grote gevecht en zal proberen de Duitse terugtocht
zoveel mogelijk te vertragen. Een levensgevaarlijke klus, zo blijkt achteraf.


De laatste slachtoffers
Evert j. Sijbesma wordt op 18 mei 1918 geboren in Tzummarum. Op het moment dat de
Duitsers Nederland bezetten is Evert 21 jaar en woont hij in Tzummarum. Het is een
terughoudende jongeman, een beetje in zichzelf gekeerd. `Een bijzonder lieve en sociale
jongen, zegt zijn jongere broer Sybe. `Als ik aardappels moest schillen, was ik vaak snel
even vertrokken. Dan deed Evert het altijd even.' Het verzetswerk van oud-militair
Evert beperkt zich in eerste instantie tot de verspreiding van illegale pamfletten. Pas
tegen het eind van de oorlog sluit hij zich aan hij de N.B.S en neemt hij een schuilnaam
aan: Bouke Kingma. Evert wordt niet gedreven door sensatiezucht, zeggen degenen die
hem kennen. Hij is vooral iemand die andere mensen wil helpen.
De Duitsers komen Evert halen in de nacht van 20 op 21 februari 1944. Ze bonzen op de deuren
en slaan op de ramen van huize Sijbesma in Tzummarum. Op dat moment is Evert thuis, samen
met zijn oudere broer Sybe. Vader en moeder Sijbesma slapen die nacht toevallig ergens anders.
Eenmaal binnen doorzoeken Duitse soldaten het hele huis. Ze zoeken in de schuur, in de
achterkamer en op zolder. Een aantal soldaten doorzoekt het kabinet in de woonkamer en vindt
wat illegale pamfletten en een dolkmes van Evert. Tot grote verbazing en opluchting van beide
broers vinden ze de militaire foto's van Evert niet, hoewel ze er letterlijk bovenop staan.
Van Evert zelf ontbreekt ieder spoor. Broer Sybe weet dat Evert op zolder zit maar besluit zijn
mond te houden zolang de Duitsers niet met hem beneden komen. Uiteindelijk staken de
overvallers de zoektocht, maar ten einde raad besluiten ze Sybe dan maar in de boeien te slaan.
Samen met een aantal anderen moet hij tot 's nachts vier uur toezien hoe dorpsgenoten uit hun
huizen worden gesleurd en zich bij de groep aansluiten. Het is al bijna ochtend wanneer de
ongelukkigen in een militair voertuig worden gepropt en naar Harlingen gebracht. Vandaar gaat het
met de trein naar Leeuwarden. Daar worden de gevangen buiten het station om geleid. Een groot
geluk, zo blijkt achteraf. In de wachtkamer van het station zitten op datzelfde moment vader en
moeder Sijbesma, die op weg zijn naar een ziek familielid in Sneek. Sybe wordt na zeventien
dagen vrijgelaten uit het Huis van Bewaring omdat de SD tegen hem geen bewijs heeft en omdat
hij in de voedselvoorziening werkt.


Noordbergum, zaterdag 14 april 1945
De dag na de overval bij de Sijbesma's haalt een zwager Evert op en brengt hem onder bij een
bevriende boer. Evert sluit zich aan bij de NBS van Bergurm het lukt hem om uit de handen van de
vijand te blijven, ook al is het af en toe op het nippertje. Een paar keer houden de Duitsers hem
aan omdat hij in spertijd op straat is, maar steeds laten ze hem weer lopen. Zo kan het gebeuren
dat hij op zaterdag 14 april 1945 in Noord-bergum is. De Canadezen zijn dan al op triomfantelijke
wijze Drachten binnengetrokken. Ons de bevrijders een snelle doortocht te garanderen, moeten de
NBS de brug bij Bergumerdam bezetten en intact houden. Bovendien bewaken zij het strategisch
belangrijke waterpompstation aan de Rijksstraatweg in Noordbergum.
De eerste opdracht loopt door een ongelukkig toeval in het honderd. Op het moment dat de NBS in
actie willen komen, kunnen zij niet over hun wapens beschikken. Die zijn een paar dagen eerder
overgebracht naar de boerderij van Kees Oosterbrug aan de Groningerstraanweg, maar op het
moment suprème eist een veertigtal SS'ers daar inkwartiering. De wapens vinden ze niet, maar
wanneer ze vertrekken is de brug opgeblazen.
Ons negen uur op zaterdagavond 14 april vraagt NBS-leider Wim van Oosten versterking om het
Toutenburg-bos uit te kammen en het waterpompstation te bewaken. Geruchten willen dat
terugtrekkende Duitsers van plan zijn om de hele boel op te blazen of om het water te vergiftigen.
Hij stuurt Taede Kingma naar Bergurn om nieuwe manschappen op te trommelen. Intussen zullen
andere NBS'ers de wapens halen die bij Oosterbrug onder de vloer liggen. Tjalling Talma en Evert
Sijbesma houden de wacht. Wanneer Kingma terugkomt, ziet hij tot zijn verbazing dat de beide
wachten bij de boerderij van Oosterbrug verdwenen zijn en dat een koerierster juist met een schaal
water van de regenwaterbak komt.


De laatste Duitsers
De eerste Canadezen zijn de boerderij van Oosterbrug bij Noordbergum dan al gepasseerd. De
bevrijding is hooguit een kwestie van uren. Wanneer Kingma de woonkamer van de boerderij
betreedt, ziet hij een tafereel dat de rest van zijn leven op zijn netvlies gebrand staat. Zes
verzetslieden staren in stilte naar twee lichamen die op de grond liggen. Het zijn Tjalling Talma en
Evert Sijbesma. Sijbesma lijkt er het ergst aan toer te zijn: hij is door een kogel in de buik geraakt.
Talma is in het dijbeen getroffen. Taede Kingma vraagt zich af wat er is gebeurd en krijgt al snel
het hele verhaal te horen: terwijl Tjalling Talma en Evert Sijbesma op wacht staan, zien ze hoe een
onophoudelijke stroom Duitsers en NSB'ers aan hen voorbijtrekt. Wanneer Talma drie fietsende
Duitsers met daarachter een auto vol soldaten ziet, vlucht hij naar binnen om Wim van Oosten te
waarschuwen. Die geeft de wachten opdracht zich terug te trekken. Als Talma weer buiten komt,
klinken er schoten. Terwijl Talma naar de dam rent, probeert hij terug te vuren, maar zijn stengun
weigert. Dan wordt hij door een Duitse kogel in het been geraakt en tegen de grond geslagen. De
andere NBS'ers die naar buiten stormen, kunnen de vijand dan nog slechts achterna schieten.
Even later vinden ze Evert Sijbesma hevig bloedend bij een van de hekpalen op de dam.
Enkele NBS'ers besluiten dokter Poppinga re waarschuwen, maar het duurt te lang. Besloten
wordt daarom de vrouw van dominee De Wal van Quatrebras te halen. Zij is verpleegster geweest.
Dominee komt met haar mee. Evert Sijbesma is zwaargewond, maar nog wel bij bewustzijn. Hij
vertelt dominee De Wal dat hij de volgende dag, te-gelijk met de bevrijding, belijdenis van zijn
geloof had willen doen. Evert is zich ervan bewust dat hij dat niet meer op aarde zal kunnen doen.
“Moarn sil ik by Him wêze,” zegt Evert. De woorden en de berusting die eruit spreekt maken diepe
indruk op alle aanwezigen.
Omdat dokter Poppinga er dan nog altijd niet is, besluit Taede Kingma dokter De Groot uit
Veenwouden te gaan halen. Op de terugweg worden beide mannen nog door de Duitsers
aangehouden, maar het loopt met een sisser af. Wanneer de twee dokters, Poppinga is inmiddels
toch nog gearriveerd, Talma behandelen, horen ze het geratel van wagens en het hoefgetrappel
van paarden. Duitsers! De lamp wordt op de grond gezet en iedereen houdt de adem in. Een
groep soldaten stopt voor de boerderij en even later klinken er laarzen op het pad naast de
boerderij. Ze halen water uit de put en vertrekken dan weer net zo snel als ze kwamen.
Tegen drie uur in de nacht bezwijkt Evert Sijbesma aan zijn verwondingen. Tjalling Talma wordt op
zondag nog naar het noodziekenhuis in Bergurn gebracht. Door het bloedverlies is zijn toestand
een stuk slechter dan eerst gedacht. Hij overlijdt in de loop van zondagmiddag 15 april.


Tzummarum, maandag 16 april 1945
Op maandag 16 april, wanneer Friesland in juichstemming is en uitbundig feest viert, stopt voor het
huis van de familie Sijbesma in Tzummarum een klein, oud autootje met daarin het dode lichaam
van de 26-jarige Evert. Hij wordt thuis in een kist gelegd, opgebaard en nog dezelfde week in zijn
woonplaats begraven.


Sybe Sijbesma, Tzummarum: 'Het heeft ons gezin allemaal vreselijk diep geraakt. Evert was zo
gelukkig daar in Noordbergum en hij is zo vaak door het oog van de naald gekropen. Dat zo'n lieve
jongen het toch met de dood heeft moeten bekopen is eigenlijk onbegrijpelijk. Ik weet zeken
wanneer hij was blijven leven, was hij met de andere jongens naar Indië gegaan.'